Faalangst
Herken je dit bij je kind?
Je kind is heel hard aan het werk om goede cijfers te halen en de cijfers die het dan haalt zijn nooit hoog genoeg voor je kind. Je kind vindt het moeilijk om zich te ontspannen en wil alleen maar presteren. Of je kind heeft zich heel goed voorbereidt en voordat hij/zij begint, wordt hij/zij heel onzeker en denkt dat het niet gaat lukken of is bang om een black out te krijgen.
Deze gedragingen horen bij cognitieve faalangst. Het eerste voorbeeld is een voorbeeld van actieve faalangst en de tweede is een vorm van passieve faalangst.
Actieve faalangst:
Je kind werkt hard en streeft naar zo goed mogelijke resultaten. Daar lijkt niets mis mee, ware het niet, dat voor hen de resultaten nooit goed genoeg zijn. Het leert zoveel mogelijk uit het hoofd en neemt weinig pauze voor ontspanning. Wanneer de hoeveelheid lesstof teveel wordt, loopt je kind vast.
Passieve faalangst:
Je kind ontdekt dat al hun inspanningen voor niets zijn. Hoe meer het zich inspant, hoe groter elke keer de teleurstelling. Je kind geeft het op en trekt zich terug of wordt juist heel druk.
De volgende gedragingen kunnen voorkomen bij kinderen waar de onderliggende oorzaak faalangst is:
Clownesk gedrag
Met grappen en grollen proberen hun faalangst te verbergen.
Agressief, brutaal gedrag
Door het aannemen van een agressieve, brutale houding verbergen zij hun angst.
Afhankelijk gedrag
Je kind wilt voortdurend geholpen worden, ook al is dat niet nodig. Ze kunnen hun faalangst onder woorden brengen en proberen zo begrip te krijgen.
Stil, teruggetrokken gedrag
Je kind is heel gesloten en kan zich moeilijk uitdrukken.
Apathisch en droevig gedrag
Je kind geeft toe aan zijn/haar lage zelfbeeld en heeft een patroon van aangeleerde hulpeloosheid ontwikkeld. Als ze niet meteen worden geholpen, vervallen ze in een apathische en droevige houding.
Overdreven hulpvaardig gedrag
Je kind wilt bij iedereen aardig gevonden worden. En als je kind iedereen helpt, hoeft het zelf niet aan het werk.
Faalangst heeft alles te maken met het zelfbeeld van het kind.
Een kind kan zichzelf zien als positief:”Ik ben oké en ik doe ertoe” of het kind kan zichzelf zien als negatief: “Ik kan het niet, iedereen vindt mij dom en dat klopt ook, want ik ben ook dom. Dat vind ik zelf ook.”
Door dit negatieve zelfbeeld presteren kinderen slechter.
Uit onderzoek is gebleken dat wanneer een kind slecht is in rekenen en een positief zelfbeeld heeft, vaker hoger scoort, dan een kind dat goed is in rekenen en een negatief zelfbeeld heeft.
Een kind met faalangst zal direct gaan kijken naar wat hij niet kan in plaats van wat hij wel kan.
Herken je jouw kind hierin?
En weet je niet meer zo goed wat je kunt doen?
Dan kunnen jullie bij mij terecht voor tips en tricks.
Ik help jullie graag verder!
Sandra